maandag 7 december 2015

Kaarsen: sfeer in huis

Nu de Adventskaarsen langzaam aan met zijn allen gaan branden en we de lange avonden opsieren met gezellig kaarslicht, is het wellicht eens leuk om meer te weten te komen over deze statige en romantische wassen gebruiksvoorwerpen. Waar worden ze nu eigenlijk van gemaakt en waarom blijven ze nu eigenlijk branden? (foto: Berry de Nijs/Writing Berries)


Ingrediënten
Een gemiddelde huis-, tuin- en keukenkaars bestaat uit een pit of lont van katoen, geur- en/of kleurstoffen (voor vrolijk gekleurde en geurende kaarsen) en natuurlijk een basis van was. Dit kan bijenwas zijn, maar ook paraffine of stearine (een mengsel van palmitinezuur en stearinezuur). Deze soorten was zijn heel belangrijk voor het maken en laten branden van de kaars. Het vormt samen met zuurstof voor de brandstof van de kaars.

Romantisch? Papier gedoopt in vet
Wij vinden kaarslicht tegenwoordig heel romantisch. Het flakkert zo mooi en geeft een dinertje voor twee een intieme sfeer. Ook in de badkamer vinden we het fijn om kaarslicht te gebruiken, omdat je hiermee veel meer tot rust komt dan met hard tl-licht. De geschiedenis van de kaars is echter niet zo romantisch. De voorloper van de kaars stamt al ver voor onze jaartelling. De Etrusken, een volk dat in de buurt woonde van het huidige Toscane, maakten in die tijd fakkels die veel weg hadden van kaarsen. De Romeinen vonden dat wel wat als huisverlichting en ontwikkelden de lichtbron verder: zij doopten opgerolde stukjes papyrus in vet en staken deze aan. Deze rolletjes gaven zij de naam ‘candelae’, waarvan het woord kaars en kandelaar uiteindelijk zijn afgeleid. Een rolletje papier in vet is nu niet bepaald romantisch te noemen. En lekker zou het vast ook wel niet hebben geroken.

Middeleeuwen: gouden tijd voor kaarsenmakers
De Middeleeuwen betekende een glorietijd voor de kaars. Het was namelijk dé voornaamste bron van verlichting in huizen, kastelen, kerken, kloosters en andere gebouwen. Als kaarsenmaker genoot je een hoog aanzien en er waren verschillende kaarsenmakers gilden te vinden in de steden. Voor het maken van waskaarsen voor de kerk was er een apart gilde, want alleen deze kaarsenmakers mochten de kostbare kerkkaarsen maken. De gewone kaars werd namelijk gemaakt van ordinaire dierlijke vetten, terwijl de kerkkaars van kostbaar bijenwas werd gemaakt. Als je er over na denkt niet eens zo vreemd: kaarsen van dierlijk vet dropen, stonken en walmden nogal, terwijl de bijenwaskaars veel gelijkmatiger opbrandde. Ook werd de pit (of lont) voor de ordinaire kaars gemaakt van getwijnde katoendraden, waarvan het verkoolde uiteinde steeds afgeknipt (dit heet ‘gesnoten’) moest worden. De lont voor een bijenwaskerkkaars was van een veel betere kwaliteit.

Kaars van potvissnot
Omdat bijenwas nagenoeg onbetaalbaar was en de kerk absoluut geen dierlijke vetkaarsen wilden hebben, werd er naarstig gezocht naar een alternatief. Dit werd gevonden aan het einde van de 18e eeuw uit een heel andere branche, namelijk de potvisserij. Men ontdekte dat je kaarsen kon bereiden uit de kristallijne stof afkomstig uit de schedelholten van de potvis. Het werd spermaceti of walschot genoemd, maar is eigenlijk zoiets als walvissnot. Ook dat klinkt nu niet bepaald romantisch…

Nieuw: stearine
Walschot werd niet lang gebruikt nadat stearine en paraffine werden uitgevonden. Stearine bood veel betere brandeigenschappen. Zo is de vlam vele malen helderder (dus meer licht), walmt het niet, heb je geen last van overmatig druipend kaarsvet en de kaars bleef veel steviger tijdens het branden. Ook de lont werd vervangen door een gevlochten katoenen lont. Dat was het einde van de snuiters: de pit brandde gebogen en werd automatisch op lengte gehouden. Oftewel de zelf-snuitende kaars was geboren!

Oude ambacht geïndustrialiseerd
Stonden de kaarsenmakers vroeger nog met de hand de lonten te dopen in kaarsvet, nu worden stearinekaarsen machinaal gemaakt in grote fabrieken. Hierdoor is het ook mogelijk om verschillende vormen, kleuren en geuren aan de kaarsen toe te voegen. De kaarsen in de winkel worden meestal machinaal gemaakt. Dit merk je ook zeker aan de prijs. Wil je toch liever handgemaakte kaarsen dan hangt hier vaak een prijskaartje aan, maar je hebt wel een paar bijzondere kaarsen in huis gehaald. Want er worden echt nog wel op ambachtelijke wijze kaarsen gemaakt. Misschien vind je het wel leuk om zelf eens kaarsen te maken? Kijk dan op www.kaarsenmaken.nl voor tips en workshops bij jou in de buurt.

Hoe brandt die kaars dan?
Aan het begin van het artikel schreef ik dat ik zou vertellen hoe een kaars nu eigenlijk blijft branden. Bij het aansteken van de lont van een kaars zorgt de hitte van de vlam ervoor dat het kaarsvet smelt. Het vloeibaar kaarsvet stijgt in de pit omhoog, net als bij een olielamp, en verdampt als het einde van de pit is bereikt. Deze damp verbrandt door de reactie met de zuurstof uit de lucht. Voordat een deel van de brandstof (het kaarsvet) verbrandt gaat het gloeien en hierdoor ontstaat het warme, gelige licht van de kaars die we zo gezellig vinden. (bron: www.goudakaarsen.nl.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bedankt voor je reactie! Reacties worden altijd eerst beoordeeld voordat ze worden geplaatst. Het kan dus even duren voordat je je reactie hier terugziet. Omdat ik graag een persoonlijk antwoord geef worden anonieme berichten op artikelen niet geplaatst.